Het begrip Gronings kan strak geografisch worden gedefinieerd. Door de vloeiende overgang met de variëteiten die in de kop van Drenthe worden gesproken, worden de dialecten in en om Zuidlaren, Peize en Roden ook wel als Gronings aangeduid. Het Veenkoloniaals gaat zelfs in ongewijzigde vorm de grens over naar Drenthe en wordt gesproken in het gebied ten oosten van de Hondsrug. In het westen van Groningen gaat het Westerkwartiers in ongewijzigde vorm door in het oostelijke deel van de Friese gemeente Kollumerland.
Over de classificatie en de categorisatie van het Gronings bestaan menige onduidelijkheden. Sommige taalkundigen klassificeren het Gronings als variant van het Platduits, in Nederland als Nedersaksisch aangeduid. Deze twee termen zijn eigenlijk meer politiek dan taalkundig, aangezien het een grote groep uiteenlopende streektalen samenvoegt die slechts een klein aantal overeenkomsten vertoont. De aanduiding voor het Gronings klopt wel, aangezien dit een van die varianten is, maar het gaat vooral om de twijfel over het bestaan van de taal/eenheid Platduits of Nedersaksisch.
Tegenwoordig kan ongeveer 65% van de Groningers hun taal spreken en schrijven.[1] Tellen we plaatsen als Groningen, Hoogezand-Sappemeer, Veendam, Stadskanaal, Delfzijl en Winschoten niet mee, dan zal het percentage flink stijgen richting de 80%. Voor vrijwel alle oudere mensen is het Gronings de belangrijkste manier van expressie, gezien in het begin van de 20e eeuw het Gronings nog de belangrijkste taal voor het Groningse taalgebied was. De jeugd spreekt het dialect ook nog frequent, al gaan veel puur Groningse woorden wel verloren. Toch daalt het gebruik door de mondialisering. Hierbij kan gedacht worden aan niet-Groningse immigranten, de invloed en noodzaak van andere talen zoals het Nederlands en het Engels en de hoge mobiliteit. Veel ouders kiezen er hierdoor voor om hun kinderen Nederlandstalig op te voeden om zo vermeende achterstanden te voorkomen.